Lief natuurdagboek,
Toen ik vandaag op zolder wat wintervermaak zocht stuitte ik op een zakje braakballen dat ik eind deze zomer had verzameld. In de zomer verzamel ik allerlei werk dat ik dan op de regenachtige, koude winterdagen binnen kan uitzoeken: veren van vogels, een aantal gigabyte aan foto’s en dus ook braakballen van roofvogels en uilen.
Vogels die hun prooi met huid en haar én zonder te kauwen naar binnenwerken spugen na een tijdje een deel daarvan onaangetast weer uit. Uilen staan erom bekend om zogenaamde braakballen (ook wel uilenballen genoemd) uit te braken. Ook buizerds, valken, reigers en meeuwen laten braakballen achter. In elke braakbal kan je dan terugvinden wat de predator gegeten heeft. Met die informatie kun je dan weer iets zeggen over het dieet van de predator, maar ook over de aanwezigheid van prooidieren in de omgeving.
Op een vaste rustplaats van een kerkuil in een oude schuur vond ik eind deze zomer vele tientallen braakballen. Met het oog op de winterdagen kan ik braakballen maar zelden laten liggen. Dus ook toen stopte ik een zakje vol en nam het mee naar huis. Thuis legde ik het onaangeraakt op zolder tot ik het dus vandaag weer tegenkwam.
In mijn verzamelde zakje met braakballen zaten plots allerlei motachtige beestjes te krioelen. Aan de binnenkant van het zakje zaten meerdere kleine platte cocons, waarvan ik vermoedde dat deze door de laven van de motten gesponnen waren. Met bewondering keek in naar het leven in het zakje dat ik al weken voor dood op zolder had liggen.
Het leven in dit zakje had ik niet verwacht. Zenuwachtig sprongen de kleine zwart-witte motjes heen en weer. Ik was er zeker van dat dit leven zich in het zakje ontwikkeld had en was vastberaden om erachter te komen wat voor motten dit waren. Ik greep wat kleine potjes uit een grote bak en, alsof ik een grot ging ontdekken, zette ik een hoofdlampje op m’n voorhoofd. Voorzichtig opende ik een hoekje van het zakje en probeerde de vluchtige motten in mijn potje te bemachtigen.
De motjes waren ongekend snel en vliegerig zodra ze de grootse wereld buiten het zakje opmerkten. Met meer geluk dan wijsheid slaagde ik erin enkele motjes in een potje te krijgen en deze te fotograferen.
Een zoektocht door mijn nachtvlinderboeken en internetbronnen leidde mij tot de naam ‘roomtipje’. Een schattige naam voor iets dat leeft in uitgebraakte resten van muizen en vogeltjes. Het blijkt een zeldzame soort te zijn die voornamelijk wordt aangetroffen in braakballen van kerkuilen. Een honderd procent match dacht ik zo. Zeldzaam is in deze context echter vrij relatief. De soort is waarschijnlijk behoorlijk algemeen maar wordt niet vaak aangetroffen omdat niet iedereen zakjes met braakballen uitkweekt.
Terwijl ik nog van de motjes aan het na genieten ben zie ik in mijn ooghoek wat bewegen. Met verbazing grijp ik het zakje braakballen er weer bij. Bewoog die cocon nu? Een paar seconde staar ik naar het kleine bruine kokertje. Plots verschijnt er een bleek rupsje uit de opening aan de voorkant. Het zwarte kopje kijkt zoekend om zich geen, grijpt een stukje viezigheid en trekt zich eraan naar voren.
Met een loepje bekijk ik het kleine leven dat zich bij het minste gevaar al terugtrekt in het kokertje. Ook dit kleine leven zoek ik na in mijn boeken. Het blijkt te gaan om de larve van de gewone pelsmot. Een beestje dat leeft in dierlijke resten zoals wol, huiden en veren en dus ook wel te verwachten is in braakballen waar de resten van muizen en vogeltjes inzitten.
Vol enthousiasme zit ik op mijn stoel naar de motjes te kijken. Er is al één winteravond voorbij, nog vóór ik de braakballen heb uitgeplozen. Wat een heerlijk gevoel om nog altijd verrast te worden door de natuur.
Geschreven door: Donny Dolman
Donny Dolman (1998) is enthousiast, nieuwsgierig en verslaafd aan de natuur. Achter iedere boom, onder elke steen, achter ieder geluid en elke foto schuilt een verhaal. De natuur is zo interessant, prachtig en verwonderend! Donny deelt dat graag met zoveel mogelijk mensen, daarom schrijft hij voor Biobelevenis.nl